PicoBello volgens ChatGPT.

 

PicoBello is een kaart/pionnen bordspel voor 2 , 3 of 4 spelers, waarbij het doel is om [ als team van twee spelers je vier ] pionnen naar de finish te spelen door optimaal gebruik te maken van actiekaarten.

Het spel begint met een opstelling van pionnen op het spelbord en het delen van actiekaarten aan alle spelers.

 

Spelers spelen actiekaarten en verplaatsen pionnen volgens de waarde van de gespeelde kaarten of mogen een pionactie maken.

Het team dat als eerste alle vier hun pionnen naar de finish verplaatst, wint het spel.

 

PicoBello biedt een mix van lichte strategie en in mindere mate geluk, waarbij spelers samenwerken in teams om hun pionnen naar de finish te brengen.

Met eenvoudige spelregels en diverse spelbordelementen zoals rode en zwarte stippen, biedt het spel een uitdagende en vermakelijke ervaring voor spelers van alle niveaus.

 

 

PicoBello

Afbeelding 1.

Houten versie.

 

Afbeelding 2.

Deze spelregels zijn voor vier spelers individueel.

Speler groen, zwart, wit en speler grijs

Ook kun je het spel met vier spelers spelen, dus ieder voor zich, maar daar later meer over.

 

 

Wat heb je nodig ?

  1. PicoBello spelbord.
  2. 4 grijze pionnen.
  3. 4 witte pionnen.
  4. 4 zwarte pion.
  5. 4 groene pionnen
  6. 10 rode pionnen.
  7. 36 actiekaarten [ 2 t/m 10 ].
  8. Dobbelsteen.
  9. Delerpion.

 

Doel van het spel!

Als eerste speler je twee pionnen naar de finish spelen.

Gebruik daarvoor je beschikbare actiekaarten slim en speel deze op het juiste moment.

Waardoor je een pionactie mag maken als een slag [ iedere vier gespeelde actiekaarten ] maakt.

Maar let op want de tegenstanders kunnen je pion ruilen van positie en evt. zorgen dat je pion weer opnieuw moet beginnen vanaf start.

 

Voorbereiding;

Zet 10 rode pionnen op de zgn. rode ronde stippen.

Iedere speler heeft een eigen kleur pion [ wit, grijs, zwart of groen ].

 

 

  1. Bepaal wie de deler wordt [ hoogste dobbelsteen gooi bepaalt dat ].
  2. Kaarten delen: Een deler schudt de 36 speelkaarten zorgvuldig en deelt negen kaarten per keer met de klok mee aan elke speler. De deler gebruikt een grijs/witte pion, zodat iedereen weet wie de kaarten heeft geschud en gedeeld.
  3. Spelen met kaarten: De speler na de deler begint naar eigen keuze met zijn eerste kaart te spelen. Vervolgens spelen de andere spelers met de klok mee ook elk één kaart. Bekennen is verplicht.
  4. De speler met de laagst gespeelde kaart van de vier kaarten in deze ronde wint.
  5. Verplaatsen van de pionnen: De speler die deze ronde wint, verplaatst zijn pion op het spelbord.
  6. Aantal stappen: De speler van de winnende kaart bepaalt het aantal stappen dat zijn pion mag maken. Bijvoorbeeld, als je de slag (elke vier gespeelde kaarten vormen een slag) wint met een 2-kaart, mag je een pion één stap of twee stappen verplaatsen in alle richtingen. Je mag een pion zowel vooruit als achteruit, naar links of naar rechts verplaatsen.
  7. Herhaling: De speler die de slag wint, speelt daarna weer een kaart uit, enzovoort. Telkens na vier gespeelde kaarten moet de winnaar van die ronde weer één score noteren op het spelbord.
  8. De speler die zijn slag maakt met een 4-kaart mag behalve 1 of 4 stappen maken maken met zijn pion, er ook voor kiezen om zijn pion van positie te wisselen met een pion van de tegenstander [ het zgn. ruilen ]

 

In de praktijk is het zelfs mogelijk om een eigen pion 10 plaatsen te mogen verplaatsen.

 

 

Uitzondering bij “Score noteren”:

Vaak zal elke speler wel minstens één keer wel een rondje winnen van de negen rondjes.

Maar als het zo is dat één of meer spelers geen enkele van de negen rondes winnen, dan mogen die spelers alsnog één eigen pion 5 stappen verplaatsen.

Let op: tijdens het zetten van die vijf stappen mag je geen pionnen van de tegenstanders er af gooien.

 

Op het spelbord mogen de pionnen alle kanten op bewegen: vooruit, achteruit, naar links of naar rechts.

Maar wel altijd in één richting. Dus niet eerst vier stappen vooruit met een pion gaan en daarna twee stappen terug in dezelfde beurt.

Andere pionnen mag je passeren tijdens het verplaatsen, behalve de rode pion.

Als op een vakje een rode pion staat, moet je precies op dat vakje komen staan met je eigen pion, je mag een rode pion niet passeren.

Let op: je mag als je op de positie komt staan waar de rode pion staat, moet je die rode pion ergens anders op het spelbord gaan terugzetten.

Een pion van de tegenstander mag je er af slaan , als je exact op dezelfde plek komt als een pion van de tegenstander.

Een geslagen pion moet je op één van de twee startpunten terugzetten, de keuze van welk startpunt dat is bepaald de speler die dat veroorzaakt heeft

 

De rode stippen =

Op het spelbord zijn tien rode ronde stippen te vinden. Als je pion precies op zo’n rode stip komt zonder dat daar een rode pion staat  moet die pion helemaal opnieuw beginnen vanaf een startpunt. Door bijvoorbeeld het ruilen van een pion door de tegenstander, kan jouw pion daar komen.

 

Stel je voor: een  speler ruilt jouw pion omdat deze een slag heeft gemaakt met een 4-kaart als laagste kaart en jouw pion komt op een rood vakje te staan.

Dan gooit die speler jouw pion er als het ware af, omdat je op een rood vakje komt zonder daar eerst een rode pion weg te spelen.

 

Maar let op: je mag wel over een leeg rood vakje heen spelen zonder dat er meteen iets ergs gebeurt.

Het rode vakje telt wel als één stap.

Als je op een rode stip komt waar een rode pion staat, mag je jouw pion daar neerzetten en de rode pion ergens anders op het speelbord plaatsen (behalve op de startpunten).

Nu staat jouw pion min of meer veilig op dat rode vakje, want als de tegenstander jouw pion eraf gooit, verliezen ze zelf ook een pion omdat die op een rood vakje komt te staan. Slim spelen dus!

 

Zwarte ronde stippen =

Zwarte stippen zijn als veilige schuilplaatsen voor de pionnen op het spelbord!

Als een pion op een van de zwarte vakjes staat, is die pion veilig.

Niemand kan hem eraf gooien of ruilen.

Dus het is slim om je pionnen naar die zwarte stippen te spelen en ze daar te parkeren.

 

 

Finish =

De finish bevindt zich in het midden van het spelbord.

Je herkent deze aan het zogenaamde vlaggenpictogram of een groene cirkel op de houten spelborden.

Je pion hoeft niet precies op de finish te eindigen; binnen is binnen.

 

Lees hieronder verder hoe je het spel met twee of drie spelers kunt spelen.

 

 

 

 

 

PicoBello kun je ook met vier spelers spelen  in twee teams.

Daarvoor heb je dan vier witte en vier grijze  pionnen nodig.

Elk team speelt met vier pionnen van dezelfde kleur, verdeeld over de twee startposities.

 

 

Twee spelers.

 

Wat heb je nodig met twee spelers = iedere speler speelt met twee pionnen.

Of met de twee grijze pionnen of met de twee witte pionnen.

 

Iedere speler zet alvorens te starten met het spel 2 pionnen op het speelbord , één pion op iedere start positie.

De 36 speelkaarten worden geschud en je deelt aan iedere speler 9 kaarten.

 

De overige 18 speelkaarten leg je even met de beeldzijde naar beneden weg.

Die speel je het rondje hierna.

Je speelt dus iedere ronde met 9 speelkaarten per speler.

 

 

Drie spelers.

Met drie spelers gebruik je van een stok kaarten alleen de schoppen , harten en ruiten kaarten.

Dus je hebt dan geen harten kaarten nodig.

 

De gebruikt 2 t/m de 10 van de schoppen ruiten en klaveren speelsoort , in totaal speel je dus met 27 kaarten als je met drie spelers bent.

 

Als je met drie spelers bent heb je behalve de grijze en de witte pionnen ook twee zwarte pionnen nodig.

Op deze manier speelt een speler met de twee grijze pionnen en een spelers met twee witte pionnen en tot slot een speler met twee zwarte pionnen.

 

 

 

 

 

Veel plezier met dit bordspel van de bordspellenman.

Heeft U nog vragen of opbouwende kritiek mail ons dan.

 

debordspellenman@gmail.com